Blog

Naar doelmatig en toekomstgericht beroepsonderwijs

In samenwerking met Marvin Leerdam

Net als in het hoger onderwijs (ho), werkt  ook het mbo  aan doelmatigheid van het opleidingsaanbod. De uitwerking van doelmatigheid verschilt echter sterk: het mbo heeft nu vooral een regionale focus en het ho een bovenregionale of zelfs een landelijke. En in het mbo wordt onderling veel 'uitgeruild', terwijl in het ho vooralsnog de nadruk ligt op de beoordeling van de doelmatigheid van het aanbieden van nieuwe opleidingen.

Hobéon is betrokken bij de ontwikkeling en herijking van diverse bachelor en masteropleidingen in het ho en werkt in diverse regio’s aan het realiseren van een toekomstgericht opleidingsaanbod in het mbo. In deze weblog geven we enkele voorbeelden uit onze praktijk, zowel vanuit het mbo als het ho, die illustreren dat er ook vruchtbare kruisbestuiving mogelijk is. Essentieel voor zowel het mbo als het hbo is echter de inzet op periodieke herijking van opleidingen voor een doelmatiger  en duurzamer onderwijsaanbod, aansluitend op het toekomstige arbeidsmarktperspectief en instroompotentieel.

Naar een doelmatiger mbo

Vanuit de overheid is er duidelijk behoefte aan meer sturing op het opleidingsaanbod – het geld moet goed besteed worden en de kwaliteit moet aantoonbaar verbeteren. Met het  Actieplan Focus op Vakmanschap 2011-2015 (2011) zet de overheid in op verhoging van de kwaliteit van het mbo. Naast inzet van meer begeleide lesuren, wordt ook de kwalificatiestructuur aangepakt. Met Ruim baan voor vakmanschap en het Bestuursakkoord MBO 2014 zet OCW deze lijn door: het middelbaar beroepsonderwijs moet snel kunnen inspelen op de veranderingen op de arbeidsmarkt en toekomstgerichte opleidingen aanbieden. Er worden kwaliteitsafspraken gemaakt met de scholen en iedere school stelt een integraal kwaliteitsplan op, inclusief maatregelen die nodig zijn voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt en goede aansluiting op het hoger beroepsonderwijs.

Zo verlangt OCW meer aandacht van mbo-scholen voor de nieuwe zorgplicht macrodoelmatigheid, naast de bestaande zorgplicht arbeidsmarktperspectief, met een grotere rol van de Inspectie voor de handhaving van deze zorgplichten. Zij worden verplicht om te zorgen voor goede objectieve informatievoorziening aan (aankomend) studenten over het arbeidsmarktperspectief van hun opleiding. Mbo-scholen moeten nagaan of het verzorgen van een beroepsopleiding in een regio doelmatig is, rekening houdend met het aanbod van andere instellingen in de regio. De uitdaging voor het mbo is om in hun opleidingsaanbod een balans te vinden tussen kwaliteit, arbeidsmarktrelevantie, doorstroomperspectief, toegankelijkheid en doelmatigheid - in afstemming met andere scholen, bedrijfsleven en overheden in de regio. Volgens MBO15 stemt inmiddels meer dan de helft van de mbo-scholen het opleidingsaanbod op één of andere manier af op het aanbod van de andere scholen in de regio. In een aantal regio’s leidt de afstemming tot een uitruil van opleidingen, zoals in de noordelijke provinciesSlechts een paar scholen maken bij de afstemming ook een gestructureerde externe oriëntatie op de toekomstige behoeften van de regionale stakeholders. Maar er wordt nog nauwelijks op macroniveau gekeken naar doelmatigheid.

Opleiden voor de toekomstige arbeidsmarkt

Die tendens is ook in het hoger onderwijs ingezet, met het hbo domein techniek als voorloper voor de samenwerking voor brede bachelors en een moratorium op nieuwe opleidingen tot september 2015. Vanuit de overige domeinen lijkt men dat te willen voorkomen en daar slaat men de handen ook inhoudelijk ineen. Zo werkt men momenteel vanuit verschillende hogescholen aan een nieuw profiel voor de hbo bachelor verpleegkunde (LOOV 2020). Hierbij moeten hogescholen ook aansluiting zoeken met het mbo en wo om te komen tot een doorlopende leerlijn; dit is wat ons betreft vanuit macro-niveau evenzeer doelmatig.

Een opvallende overeenkomst tussen het ho en het mbo is de geringe mate waarin het hele beroepsonderwijs werkelijk is gericht op de toekomstige ontwikkelingen. Dat geldt voor een deel van het hbo, maar ook in het mbo is de focus op de korte termijn en worden de normen voor de inschattingen van de werkgelegenheidsgroei gebaseerd op cijfers voor bestaande beroepen die hun wortels hebben in het verleden. Echte vernieuwing en potentiele groei van werkgelegenheid vanuit innovatie zijn ook in de kwantitatieve bronnen die de CDHO voor de toets macrodoelmatigheid voor het ho hanteert niet of onvoldoende zichtbaar – zij kijken veelal ‘terug’ en houden vast aan bestaande structuren. Zo zijn de internationale afspraken over SBI codes (waarmee het CBS werkt), bijvoorbeeld in Europees verband vastgesteld in 2008 en sindsdien niet aangepast aan de werkelijkheid van de arbeidsmarkt. Daar zorgen echter veel start-ups en innovatieve verdienmodellen voor heel andere verhoudingen tussen werkgevers en werknemers en wordt in toenemende mate gewerkt met netwerken en flexibele inzet van professionals in de vorm van rollen in multidisciplinaire en voor hightech zelfs veelal internationale teams. De werkelijkheid en de toekomst zijn niet eenduidig vast te leggen, blijkt ons keer op keer.

Zo zien wij vanuit onze opdrachten in hoger onderwijs veel kansen voor werkgelegenheid op innovatieve kennisgebieden als nanotechnologie of biodiversiteit die niet eenvoudig zijn te kwantificeren. Maar ook voor mbo’ers bieden start-ups van grensverleggend onderzoek veel werk: sommige jonge bedrijven groeien zodanig snel dat daar nu geen voldoende gekwalificeerde Nederlandse medewerkers voor gevonden kunnen worden. Specialistische vakmensen op mbo-niveau zijn ook nodig om de innovatiekracht te behouden en versterken.

Daarnaast biedt ook de toepassing van technologische ontwikkelingen in andere sectoren, zoals in de zorg met domotica en e-health, veel vraag naar anders opgeleiden, zowel op wo, als op hbo en mbo niveau. Deze cross-sectorale toepassing van resultaten uit de wetenschap en technologie zorgen in potentie voor veel werkgelegenheid – het is zelfs als devies opgenomen in het topsectorenbeleid. En er zijn voldoende voorbeelden waar de brede inzet op valoriseren slaagt. Maar die ontwikkelingen in kaart brengen, vergt een andere aanpak en een andere balans voor de kwantificering van de vraag naar jonge professionals. Zo moet ook voor het mbo meer rekening worden gehouden met ontwikkelingen en kansen op macroniveau dan men nu pleegt te doen. En voor het ho wordt juist de focus en kracht van de regio van groter belang, zeker als de instellingen daadwerkelijk (bij)sturen op hun prestatieafspraken. Het daadwerkelijk anticiperen op die ontwikkelingen vergt een toekomstgerichte focus van het bestuur, het management, maar ook van de individuele docenten.

Naar duurzamer onderwijs door periodiek herijken van opleidingen

Voor een gestructureerde externe oriëntatie van het beroepsonderwijs zijn het onderhoud van het eigen netwerk en de kennis van de externe ontwikkelingen van essentieel belang. Docenten en onderwijsteams moeten ook voldoende inzicht hebben in de toekomstige kwalitatieve en kwantitatieve vraag van de arbeidsmarkt. Arbeidsmarktonderzoeken en human capital agenda’s zijn derhalve belangrijke bouwstenen voor het bepalen van de toekomstige opleidingen vanuit zowel het nationale als het regionale perspectief. Met de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van de toekomstige arbeidsmarkt kunnen onderwijs- en kennisinstellingen gezamenlijk en in afstemming met de partners een passend opleidingsaanbod (her)ontwikkelen.

Naast de arbeidsmarktvraag is het essentieel om periodiek na te gaan of er vanuit toekomstige studenten, de scholieren en professionals in het bedrijfsleven, ook voldoende animo is voor deze opleidingen - het instroompotentieel. Deze opzet van de externe oriëntatie maakt het aantoonbaar dat er is nagegaan of het verzorgen van een beroepsopleiding doelmatig is – in de eigen regio en in landelijk perspectief. Doelmatigheidsonderzoeken met een sterke externe oriëntatie behoren volgens ons niet eenmalig te worden uitgevoerd. Zij behoren verankerd te zijn in de meerjaren beleidscyclus van onderwijs- en kennisinstellingen. De uitkomsten van deze onderzoeken dienten te worden opgenomen in het strategisch beleidsplan op instellingsniveau. Dat is dan niet alleen doelmatig, maar ook heel duurzaam en passend voor maatschappelijk verantwoord werkende onderwijs- en kennisinstellingen.

Toekomstgericht opleiden

Het aansluiten op actuele en toekomstige ontwikkelingen in het regionale en bovenregionale werkveld vergt overigens een meer toekomstgerichte aanpak dan men in het beroepsonderwijs gewend is. In veel regio’s wordt door de verschillende stakeholders echter al goed samengewerkt en zeker voor techniek en zorg staat de Human Capital agenda reeds op de regionale agenda’s.

Hobéon is betrokken bij diverse trajecten voor doelmatigheid in het beroepsonderwijs, zowel in het ho als het mbo: van strategische verkenningen tot het meer concrete ontwikkelen van beroepsopleidingen. Wij ondersteunen regionale samenwerkingsverbanden met de realisatie van Human Capital agenda’s en voeren regelmatig arbeidsmarktverkenningen en instroomonderzoeken uit. Als onafhankelijk procesmanager/kwartiermaker ondersteunen wij scholen in het versterken van de doorlopende leerlijnen en het introduceren van vernieuwende onderwijsconcepten in een gehele keten.

De inzet van Hobéon is maatwerk, maar kenmerkend voor onze inzet is de blik op de toekomst van het onderwijs in samenhang met de ontwikkelingen vanuit onderzoek, arbeidsmarkt en de overheid en onze ontwikkelingsgerichte vorm van adviseren. We maken alle kansen en valkuilen zichtbaar, voor een doelmatig en duurzaam onderwijsaanbod.

Voor meer informatie over doelmatig en toekomstgericht opleiden, kunt u zich wenden tot Frank Hendriks. Voor het mbo is drs. Marvin Leerdam onze expert.