Blog

Studentassessor sneuvelt in Eerste Kamer; ook veel kritiek op bekostiging tweede studies

Vandaag heeft de Eerste Kamer gesproken over het wetsvoorstel versterking besturing. In het wetsvoorstel zijn een groot aantal wijzigingen van de WHW opgenomen waaronder wijzigingen in het accreditatiestelsel, de verankering van de onderzoekstaak van hogescholen, de invoering van joint degrees, aanpassing rechtsbescherming studenten, een overlegverplichting bij de start van nieuwe opleidingen, de invoering van de rechtspersoon voor hoger onderwijs en bepalingen omtrent scheiding van bestuur en toezicht.

Op 2 februari 2010 zullen de senatoren stemmen over het wetsvoorstel. Naar verwachting stemmen zij met het voorstel in, tenzij een toegezegde brief over de bekostiging van tweede studies nog voor onduidelijkheid zorgt. Enkele bepalingen zullen naar verwachting op zeer korte termijn inwerking treden, andere bepalingen treden in werking per 1 september 2010.

Update 1 februari 2010: de brief inzake bekostiging tweede studies.

Update 2 februari 2010: De Eerste Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel (voor: CDA, PvdA en VVD, tegen: D’66, SP, CU/SGP en Groen Links)

Tijdens de schriftelijke behandeling werd door sommige senatoren al forse kritiek geuit op elementen uit het voorstel. Onder andere enkele door de Tweede Kamer per amendement ingevoegde bepalingen moesten het ontgelden. Daaronder begrepen de toevoeging van een studentassessor aan het bestuur van hogescholen en universiteiten.  Hierover was de VSNU al erg kritisch, in de schriftelijke behandeling bleek al dat het amendement ook bij de senatoren op weinig sympathie kon rekenen. Verschillende partijen wijzen er (m.i. terecht)op dat het amendement slecht past in de systematiek van de wet. Uit de plenaire behandeling in de Eerste Kamer vandaag kan worden opgemaakt dat de studentassessor niet zal worden ingevoerd, wel zal het initiatiefrecht van de medezeggenschap worden versterkt.

De meeste aandacht in de plenaire behandeling ging, door hard lobby werk van de studentenorganisaties,  uit naar de hogere collegegelden voor tweede studies.

Versterking besturing en tweede studies

In het wetsvoorstel versterking besturing is voorzien dat een student die een bacheloropleiding gaat volgen en nog geen graad Bachelor is verleend het wettelijk collegegeld verschuldigd is. De hoogte van dit wettelijk collegegeld wordt jaarlijks vastgesteld.

Indien de student die een bacheloropleiding gaat volgen een graad Bachelor is verleend, is hij echter het instellingscollegegeld verschuldigd.  De leraren- en gezondheidszorgopleidingen zijn van deze algemene stelregel uitgezonderd. Voor studenten die deze opleidingen als tweede studie volgen en nog geen graad in die sector is verleend, is alsnog het wettelijk collegegeld verschuldigd. Overigens geldt de regeling voor bacheloropleidingen mutatis mutandis ook voor masteropleidingen.

Indien een student een tweede of derde studie tegelijkertijd volgt, is voor het volgen van de tweede/derde opleiding geen collegegeld verschuldigd. Na het verlenen van de graad Bachelor voor een van beide opleidingen, kunnen de andere (tweede/derde) opleiding gedurende de rest van het studiejaar tegen wettelijk collegegeld vervolgd worden. Vanaf het nieuwe studiejaar is het instellingscollegegeld verschuldigd.

Op dit voorstel kwam veel kritiek, niet in de laatste plaats van studentenorganisaties. Gewezen werd onder meer op de verwachting dat het voorstel zou leiden tot (ongewenst) strategisch gedrag bij studenten en tot vertekende rendementscijfers bij instellingen. Daarnaast vindt men een duurdere tweede studie, in de regel gevolgd door goede studenten, niet passen binnen een beleid dat juist excellentie beoogd te stimuleren. Tijdens de plenaire behandeling in de Eerste Kamer bleek dat veel senatoren de kritiek deelden.

Afspraken over hogere collegegelden tweede studies

Medio december 2009 gaf Plasterk richting de studentenorganisaties reeds aan te verwachten dat de universiteiten en hogescholen zich zouden houden aan het in 2007 gesloten bekostigingsakkoord. Daarin is opgenomen dat indien een student het getuigschrift behaalt, maar tegelijkertijd nog bezig is het met volgen van een tweede opleiding, het recht op wettelijk collegegeld behouden blijft. De vraag is echter hoe hard de afspraken in het bekostigingsakkoord nog zijn. Naar verluidt voelt de hbo-raad zich, mede met een beroep op de mededingingsbepalingen, niet meer gebonden aan het akkoord.

Na aandringen van de studentenorganisaties en als gevolg van uitkomsten van gevoerd overleg met VSNU en HBO-raad heeft Plasterk toegezegd de komende drie jaar voor de financiering van tweede studies een subsidieregeling te creëren. De universiteiten en hogescholen zullen dan conform de afspraak in het Bekostigingsakkoord een instellingscollegegeld gelijk aan het wettelijk tarief  hanteren voor studenten die een parallel gestarte tweede opleiding volgen.

In reactie op de stevige kritiek van de senatoren dreigde minister Plasterk met een Algemene maatregel van Bestuur te komen indien de instellingen zich niet conformeren aan de lijn uit het bekostigingsakkoord.

Relatie met nieuwe bekostigingsstelsel hoger onderwijs

Deze aanvullende subsidies zijn overigens nodig omdat in het nieuwe bekostigingsstelsel een graad die is verleend aan een student die al eerder een graad is verleend niet meer meetelt voor het berekenen van de rijksbijdrage. Uitgangspunt binnen het nieuwe bekostigingsstelsel is namelijk het feit dat de overheid verantwoordelijk is voor de financiële ondersteuning van het volgen en succesvol afronden van niet meer dan één bachelor- en één masteropleiding per student. Een inschrijving aan een bacheloropleiding telt derhalve mee voor de bekostiging indien aan de student die de bachelor-opleiding volgt nog geen graad Bachelor of Master is verleend.

Ook hier is een uitzonderingspositie voor de leraren- en gezondheidszorgopleidingen. De uitzonderingspositie in de bekostigingssystematiek deed bij veel senatoren tijdens de behandeling van versterking besturing overigens de wenkbrauwen fronsen. Waarom moet een student die een bacheloropleiding mondzorgkunde heeft afgerond en die vervolgens tandheelkunde wil studeren wel het (hogere) instellingscollegegeld betalen (en ontvangt de instelling geen bekostiging) terwijl voor een student met aantoonbaar minder relevante vooropleidingen zoals elektrotechniek  (of enige andere opleiding buiten het gezondheidszorgdomein) wel het lage wettelijke collegegeld en rijksbekostiging beschikbaar is.

Voor de bekostiging tellen voorts alleen studenten mee die binnen de nominale studieduur studeren. Dit is volgens de minister een stimulans voor kwalitatief hoogwaardig onderwijs en goede studiebegeleiding gericht op afstuderen. Voor alle studenten, dus ook voor de student die studie-vertraging heeft opgelopen, blijft een diplomaopslag beschikbaar.

Het nieuwe bekostigingsstelsel is overigens opgenomen in de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008. De voorstellen werden op 21 januari 2010 besproken met de Vaste Commissie Onderwijs van de Tweede Kamer.