Blog

Wie gaat er over leven-lang-leren?

‘De economie trekt weer aan’, koppen de kranten de laatste tijd. Onder meer de bouw en zakelijke dienstverlening groeien weer, en dan mag je verwachten dat nu ook andere sectoren structureel meegaan.
Meer werk. En dat werk verandert ook nog eens. Nieuwe vakinhouden onder invloed van onder meer de technologie. En naast die ‘hard skills’ steeds meer aandacht voor de ‘soft skills’. Zo benadrukken ondernemers in de recent uitgebrachte arbeidsmarktmonitor van A+O Metalektro dat competenties als probleemoplossend vermogen, relatie met klanten, omgaan met veranderingen, flexibiliteit en initiatief nog belangrijker worden.

Meer werk. Maar niet automatisch meer banen. Werkgevers proberen eerst de groei op te vangen binnen het zittende bestand, door verbreding van bestaande functies. En daarnaast doen zij in toenemende mate een beroep op zzp’ers (inmiddels 800.000) of creëren zij met elkaar en met steun van onder meer uitzendorganisaties flexpools.

Aan de ene kant dus een aantrekkende én veranderende vraag. En aan de andere kant een groep mensen die hierin mee moet gaan. 700.000 Werklozen. Laten we er van uit gaan dat voor de helft daarvan – grofweg 300.000- een assessment en daarna opleiding en scholing meerwaarde biedt.

Daarnaast ruim 7 miljoen werkenden, waarvan – laten we eens voorzichtig ramen – 10% (ofwel nog eens 700.000) zich moet of wil doorontwikkelen om de huidige baan of zzp-betrekking te behouden of om een sprong te maken naar een andere. Samen dus een groep van minstens één miljoen, maar waarschijnlijk nog veel meer, mensen voor wie assessment, opleiding en scholing op korte termijn cruciaal is voor hun loopbaan.

Het belang

Een immense groep, met een dito immens belang op het gebied van leven-lang-leren. De vraag dringt zich dan vanzelf op of dat belang in voldoende mate door de rijksoverheid wordt gedekt in beleid en regelgeving. Ook het Centraal Planbureau legt die vraag in zijn recente Policy Brief ‘Baanpolarisatie in Nederland’ indringend voor aan de overheid. Mijn opvatting en ervaring is dat dat overall nog aanzienlijk sterker zou kunnen én – gezien de geschetste ontwikkelingen – moeten.

Versnippering zorgt voor beperkte aanpak

Leven-lang-leren raakt in de kern drie departementen: OCW, SZW en EZ. Om die reden vormden zij ook in de periode 2006-2010 één projectdirectie Leven Lang Leren. Daarna is het taakveld weer herverkaveld over de drie departementen, met OCW als coördinerend departement. Die doet dat zeker verdienstelijk. Zo staat het recente beleid bol van initiatieven als vraagfinanciering en flexibilisering van het beroepsonderwijs en hoger onderwijs. Maar het overheidsbeleid op het gebied van leven-lang-leren moet in mijn visie op drie punten veel sterker.

  1. Eén dekkende en samenhangende benadering over de gehele beroepskolom: van ongeschoold tot hooggeschoold.
  2. Eén dekkende en samenhangende benadering van alle vormen van leren: formeel, non-formeel en informeel.
  3. Een dekkende en samenhangende benadering van alle actoren: bekostigde en private opleiders, bedrijven en vertegenwoordigers van zzp’ers, assessmentbureaus, uitzendorganisaties.

Het dominante beeld is nu helaas dat leven-lang-leren versnipperd is over de drie departementen, die elk het vraagstuk bovendien benaderen vanuit hun specifieke optiek. Dus bijvoorbeeld bij OCW met een dominante vertaling van leven-lang-leren in of gebaseerd op formeel onderwijs, leidend dus tot door de overheid erkende kwalificaties.

Belangrijk, maar daarmee pakken we de opgave veel te beperkt aan. Enkele voorbeelden. We doen dapper over de 18.000 ervaringscertificaten die jaarlijks worden uitgereikt als resultaat van EVC[1]-assessments, maar gaan voorbij aan het feit dat dat slechts 2% van die 1 miljoen mensen betreft, omdat EVC alleen betrekking heeft op kwalificaties die door de overheid zijn erkend (bij crebo- of croho-standaarden[2]) of door de Stichting van de Arbeid (bij branchestandaarden). We willen maatwerk stimuleren, maar vinden het bij accreditaties ingewikkeld als private opleiders lage percentages geslaagden tonen omdat een groot deel van hun doelgroep slechts enkele modulen wil volgen. En we gaan straks mogelijk met inzet van het NLQF[3]-raamwerk het niveau van een veel breder scala van leerwegen inschalen, maar of dat niveau ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt lijkt vooralsnog geheel buiten beeld te blijven.

Hobéon Keurmerk van Kwaliteit

Enkele voorbeelden van mijns inziens grote vraagstukken die de overheid niet of onvoldoende vanuit een integrale optiek oppakt. Vanuit zijn private setting kan en wil Hobéon wel een integrale aanpak op de drie genoemde gebieden realiseren en doet het dat ook in zijn praktijk. Dit vanuit een minstens zo grote maatschappelijke als commerciële gedrevenheid. Zo voeren we ons eigen Hobéon Keurmerk voor Kwaliteit (HKK), waarmee we een veel breder scala aan assessmentprocedures en –bureaus beoordelen dan louter EVC en bij goed gevolg van een certificaat voorzien. Met hetzelfde keurmerk stellen we bovendien de kwaliteit van maatwerkopleidingen en cursussen vast. En daarbij stellen we in een aantal gevallen nu ook vast of het door de aanbieder geclaimde NLQF-niveau terecht is. En in diverse regio’s brengen wij alle partijen bij elkaar, gericht op het realiseren van human capital agenda’s, waarin een integrale aanpak van leven-lang-leren randvoorwaardelijk is voor succes van de agenda.

Vragen of interesse?

Heeft u vragen over of interesse in onze dienstverlening op dit gebied, dan kunt u zich wenden tot Fred de Bruijn, senior adviseur en partner bij Hobéon of tot mr. Frank Hendriks, senior adviseur, via (070) 30 66 800.



[1] EVC: Erkenning van Verworven Competenties.

[2] Crebo: Centraal register beroepsopleidingen. Croho: Centraal register opleidingen hoger onderwijs

[3] NLQF: Netherlands Qualification Framework