Blog

Verscherpt toezicht op naleving hoger onderwijswetgeving

Eind april 2011 verschenen de onderzoeksresultaten van de Inspectie van het Onderwijs naar alternatieve afstudeertrajecten en bewaking van het eindniveau in het hoger onderwijs.  Deze resultaten hebben een discussie over het  eindniveau van het hoger beroepsonderwijs (hbo) bewerkstelligd die de reikwijdte van deze rapporten ver te buiten gaat.

Het is in ieders belang, dat de waarde van een hbo- of wo-diploma niet ter discussie staat. Maatschappelijk vertrouwen in afgestudeerde hbo’ers en academici staat voorop. De afgestudeerden zelf, de werkgevers én de overheid (samenleving) die veel geld uitgeven om het hoger onderwijs als maatschappelijk goed te financieren eisen dit. Alle elementen in het stelsel van kwaliteitszorg en toezicht die het bereiken hiervan in de weg staan, moeten verbeterd worden. In een serie bijdragen op dit weblog hopen wij een genuanceerde bijdrage te leveren aan het debat.

De inspectie concludeerde in haar rapport dat in het bekostigd hoger beroepsonderwijs onvoldoende discipline in de naleving van de wetgeving rond het afstudeerniveau aanwezig is. Interne en externe kwaliteitszorg en het accreditatiestelsel vormen volgens de inspectie geen 100% garantie voor het tijdig signaleren en corrigeren van zwakke opleidingen. Gelet op deze zwaarwegende conclusies is het rapport daarom niet alleen relevant voor de vijftien opleidingen bij tien bekostigde hogescholen waar de inspectie de naleving van de regelgeving heeft onderzocht. Ook de andere hogescholen, de niet bekostigde instellingen en de universiteiten zullen deze conclusies ter harte moeten nemen.

Twee rapporten

De Inspectie van het Onderwijs bracht tegelijkertijd twee rapporten uit. In het eerste rapport zijn de onderzoeksresultaten t.a.v. de alternatieve afstudeertrajecten en bewaking van het eindniveau bij Hogeschool Inholland opgenomen. In het tweede rapport zijn de resultaten van een breder onderzoek naar hetzelfde thema binnen het gehele hoger onderwijs opgenomen. Het rapport bevat tevens de samenvattende conclusies uit het Inholland rapport.

Het gerealiseerde eindniveau is bij vier opleidingen van Hogeschool Inholland beoordeeld. De andere tien opleidingen van negen hogescholen die in het generiek inspectie onderzoek worden aangehaald zijn enkel getoetst aan een beoordelingskader dat in belangrijke mate is ontleend aan de WHW (zie hieronder). Daarmee is echter nog niet gezegd dat ook het eindniveau van deze opleidingen onder de maat is. Voor de kwaliteit van het eindniveau in het hoger onderwijs is naleving van wet- en regelgeving een belangrijke randvoorwaarde, maar geen garantie. De inspectie zelf geeft dit met zoveel woorden aan in haar rapport:

(…) dat de wet niet of onvoldoende wordt nageleefd hoeft op zich niets te zeggen over het gerealiseerde eindniveau van afgestudeerden. Alleen onderzoek van inhoudsdeskundigen kan daarover uitsluitsel geven.

Het is spijtig om te moeten constateren dat deze nuance niet naar voren komt in de berichtgeving in de media. Instellingen lijden hierdoor, wellicht ten onrechte, imagoschade.  Immers afgezien van de in de rapporten genoemde vier opleidingen is nog geen enkele andere opleiding in het kader van het onderzoek door inhoudsdeskundigen beoordeeld. In de beeldvorming is echter het onderwijs bij de betreffende hogeschool  inhoudelijk geheel onder de maat en geldt dit evenzo voor tenminste de opleidingen van andere instellingen die door de inspectie als “zorgelijk” zijn aangemerkt. De term “zorgelijk” staat in hetzelfde rijtje als “zeer zwak” en “voor verbetering vatbaar”, terwijl alleen het begrip “zeer zwak” door inhoudelijk onderzoek m.b.t. gerealiseerd niveau van afstuderen is gefundeerd. Alle andere classificaties hebben uitsluitend betrekking op naleving van wet- en regelgeving.

De wet als norm en het belang van scholing

In essentie illustreren de rapporten dat in het hoger onderwijs wetgeving terzake niet is of wordt gezien als de geldende norm. Hoeveel er ook kan worden afgedongen op de kwaliteit van de wetgeving, is het de wet waar instellingen zich aan hebben te houden. Een belangrijke ‘wake-up call’ voor de sector, zo komt ons voor. Het is dan ook van belang dat tenminste alle leidinggevenden en leden van examencommissies op de hoogte zijn van wet- en regelgeving. Niet voor niets concludeert de inspectie in de rapportage over Hogeschool Inholland:

In het bijzonder de scholing van leden van examencommissies en leidinggevenden onderschrijft de inspectie als een belangrijke en noodzakelijke maatregel.

In de handreiking examencommissies en het bijbehorende bindingsbesluit van de HBO-raad hebben de bekostigde hogescholen zich reeds gecommitteerd aan scholing en deskundigheidsbevordering op het vlak van toetsen en beoordelen.

Beoordelingskader

Tijdens het onderzoek heeft de inspectie een beoordelingskader gehanteerd dat ook is opgenomen in het rapport. Het kader is ontleend aan de hoger onderwijswetgeving (WHW) en bestaat uit een aantal aspecten. Het gaat daarbij om de onderwijs- en examenregeling, de examencommissie, de examinatoren, getuigschriften en diplomasupplementen en naleving van interne regels en procedures. De wijzigingen als gevolg van de Wet versterking besturing zijn ook opgenomen in het kader.

Hoewel waardering moet worden uitgesproken voor het (ontwikkelen van) een beoordelingskader is er ook kritiek mogelijk. (Onderwijs)juridisch zijn er kanttekeningen bij het kader te plaatsen, niet in de laatste plaats omdat de wet niet in alle gevallen eenduidig is. Het inspectierapport bevat overigens, in de reactie van het instellingsbestuur van Hogeschool Arnhem en Nijmegen, ook reeds een juridisch kritische reactie.

In het recent verschenen 'Onderwijsverslag 2009-2010' kondigt de inspectie de komst van een waarderingskader aan, aan de hand waarvan de inspectie kan vaststellen of het accreditatiestelsel zijn wettelijke functie goed vervult. Wij zijn benieuwd of en zo ja in welke vorm het gehanteerde beoordelingskader ook zal zijn opgenomen in het waarderingskader. Wij hopen in ieder geval dat over deze kaders een brede discussie in het veld zal ontstaan. Via onder meer dit weblog zullen wij daaraan in ieder geval een bijdrage leveren.

Samenloop NVAO en inspectie

De NVAO en de Inspectie van het Onderwijs hebben beide toezichthoudende bevoegdheden in het hoger onderwijs. Tussen beide organisaties is een samenwerkingsprotocol van kracht waarin de samenloop tussen bevoegdheden wordt geadresseerd. Gelet op de eerste beleidsreactie van de staatssecretaris mag worden verwacht dat de inspectie een zwaardere rol krijgt, dan wel dat de inspectie en de NVAO aangesproken worden op een effectievere uitvoering van hun bevoegdheden. Dit leidt waarschijnlijk tot herziening van het samenwerkingsprotocol, een herziening overigens die ook noodzakelijk is omdat het protocol geen betrekking heeft op het per 1 januari 2011 in werking getreden nieuwe accreditatiestelsel.

In de verhouding tussen het toezicht door de NVAO en de inspectie zullen voor de toekomst van het toezicht op het hoger onderwijs belangrijke beslissingen moeten worden genomen. Wij pleiten ervoor een scheiding te maken tussen toezicht op kwaliteit en toezicht op legitimiteit. Daartussen hoeven natuurlijk geen Chinese muren te staan, wel helder moet zijn dat het om twee duidelijk te onderscheiden takken van sport gaat.

Het hanteren van een beoordelingskader zoals nu gebruikt is door de inspectie bij beoordelingen in het kader van (her)-accreditatie van opleidingen is ons inziens niet wenselijk. De beoordelingen van de inspectie hebben, op basis van de hoger onderwijswetgeving, een geheel andere insteek dan de vastgestelde beoordelingskaders die bij accreditatie worden benut. De laatste hebben een op beoordeling van kwaliteit gerichte insteek. Dit verschil in benadering en werkwijze uit zich op verschillende onderdelen, bijvoorbeeld ten aanzien van de wijze waarop een onderwijs- en examenregeling wordt bekeken.

Doorontwikkeling beoordelingskader inspectie

Hobéon heeft het beoordelingskader van de inspectie al doorontwikkeld. Hierbij is het door de inspectie gehanteerde kader verder aangevuld. Gelet op de onderzoeksopdracht heeft het door de inspectie gehanteerde beoordelingskader nu namelijk nog een beperkte scope. Hobéon heeft in zijn kader de oorspronkelijke toelichtingen van de wetgever en eigen aandachtspunten ingevoegd.

Het door ons ontwikkelde kader zal worden gebruikt in adviesopdrachten waarin bijvoorbeeld onderwijs- en examenregelingen worden getoetst. Wij verwachten, dat door het verscherpte toezicht op naleving van wet- en regelgeving, hogescholen behoefte hebben aan advies en scholing op dit punt. Met name de doorwerking van de Wet versterking besturing blijkt bij veel hogescholen een punt van aandacht (of zorg). Hobéon heeft op dit vlak kennis en expertise in huis. Deze wordt nu al toegepast bij instellingen bijvoorbeeld in adviestrajecten (trainingen/workshops) waarin scholing en deskundigheidsbevordering op het gebied van de wetgeving (‘Capita selecta WHW’) of borging toetsen en beoordelen (examencommissie/toetscommissie) centraal staat.

Vragen?

Voor vragen over deze bijdrage en/of vragen over Hobéon in relatie tot accreditatie in het hoger onderwijs kunt u vanzelfsprekend contact met ons opnemen. Ruud van der Herberg, partner van Hobéon, staat u graag te woord. U kunt Ruud bereiken via (070) 30 66 800 of via r.vdherberg@hobeon.nl.