Blog

Uitvoeringskwaliteit van adviserende disciplines in de monumentenzorg laat zich niet in richtlijn vastleggen

In de monumentenzorg bestaat een groot aantal systemen om de kwaliteit van restauraties te borgen. De systemen zijn tot stand gekomen op initiatief van uiteenlopende branches en verschillen daarom onderling sterk. Ze zijn in grote lijnen onder te verdelen in regelingen voor bedrijfserkenning en voor persoonserkenning. De verzamelterm die ervoor gebruikt wordt is BRL (beoordelingsrichtlijn). De uitvoeringskwaliteit is meestal vastgelegd in een uitvoeringsrichtlijnen (URL). Niet elke vorm van uitvoeringskwaliteit kan echter in een uitvoeringsrichtlijn vastgelegd worden. Dit geldt met name voor het eindproduct van restauratiearchitecten-bureaus en van monumentenadviesbureaus.

 

Situatie gebonden oplossingen versus voorgeschreven aanpak

De adviezen en het werk van het monumentenadviesbureau laten zich niet zonder meer beoordelen in termen van productcertificering. Het gaat bij het maken van instandhoudingsplannen niet alleen om meetbare zaken, maar ook om niet-meetbare zaken. Een onderhouds- of restauratieplan bevat specifieke maatregelen en oplossingen die per (monumenten)situatie te verantwoorden moeten zijn voor wat betreft hun effect op het behoud van cultuurwaarden en de kwaliteit van instandhouding. Oplossingen die in een bepaalde situatie passend zijn kunnen in een andere situatie misplaatst zijn; een ‘vaste’ norm is dus niet te stellen. Een URL waarin precies voorgeschreven is hoe iets moet, past derhalve niet bij het soort werk van monumentenadviesbureaus.

De Erkenningsregeling Monumenten Adviesbureaus (EMA) uit 2010 was de eerste methode om de uitvoeringskwaliteit van adviesbureaus vast te leggen, en wel in de vorm van een vakinhoudelijke ‘module’. De EMA werd ontwikkeld door Hobéon Certificering samen met de branchevereniging voor Monumentenadviesbureaus, VAM (Vereniging Monumenten Adviesbureaus). Om recht te doen aan de grote variëteit aan specialismen binnen de monumentenadviesbureaus (bouwtechnische adviesbureaus, molenadviseurs, restauratieconstructeurs, etc.) bestaat de EMA uit een algemeen deel dat voor alle disciplines gelijk is, en losse modules die per vakdiscipline gelden.

Als eerste werd een Module voor Bouwtechnische Monumentenadviesbureaus ontwikkeld.
Deze is gesplitst in een deel

  • A. Panvoorbereiding
  • B. Toezicht/directievoering

Een monumentenadviesbureau kan zich voor één van de delen of voor beide laten erkennen. Sinds 2010 zijn er zes monumentenadviesbureaus erkend op basis van deze module.

Recent is de EMA verder verfijnd, waarbij ze werd omgedoopt in de BRL Erkend Monumenten Adviesbureau (BRL EMA) met de vakinhoudelijke EMA Module Bouwtechnisch Monumenten Advies. Ook zijn de BRL en Module op formele punten aangepast aan de eisen van de Stichting ERM (Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg) zoals aangegeven in de ‘Kwaliteitsstandaard’ van deze stichting. De BRL EMA en EMA Module Bouwtechnisch Monumenten Advies zijn op 22 november 2013 vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen Restauratiekwaliteit van de Stichting ERM.

'Module’ Bouwtechnisch Monumentenadvies lost probleem op

Voordat de eisen aan het product omschreven worden in de EMA Module Bouwtechnisch Monumenten Advies worden eerst de eisen aan de restauratie-expertise van de directie en het personeel geformuleerd.
Dit waarborgt dat een bureau in haar planvorming een evenwicht kan aanbrengen tussen de cultuurwaarden van het betreffende monument en de vraagstelling van de opdrachtgever.
Deze eisen omvatten de aard en het niveau van opleiding en aantal jaren ervaring voor leidinggevenden en werknemers. Daarnaast worden specifieke eisen aan kennis benoemd. Die variëren van actuele kennis van geldende wetgeving, financiering en subsidie tot kennis van bouwstijlen, bouwhistorie/waardenstelling, de geschiedenis van de monumentenzorg en kennis van historische constructies, materialen en afwerkingen. Deze kennis wordt niet alleen getoetst door inzage van diploma’s en/of een CV, maar door een bespreking van een reeks ‘toetsbeelden’ die voor alle bureaus gelijk is. Met de toetsbeelden wordt nagegaan of het bureau de gevraagde kennis in huis heeft. Daarbij wordt rekening gehouden met specialismen van het bureau (als een bureau bijvoorbeeld in Friesland opereert zullen de toetsbeelden die met mergelsteen te maken hebben, weggelaten worden).

Als de vereiste kennis aanwezig is moet het adviesbureau in staat zijn de kwaliteit in de gehele restauratieketen te borgen. Dit is een van de belangrijkste aspecten in alle erkenningsregelingen die Hobéon in de monumentenzorg heeft ontwikkeld en die uit gaat van de gedachte dat geen enkele partij alle expertise in huis heeft om in haar eentje een gebouw te restaureren. Daarom is het nodig dat een erkende partij zijn eigen grenzen kent: weet wanneer het een expert van buiten moet inhuren, maar ook kan beoordelen of de kwaliteit van de specialist past bij de vraagstelling van de betreffende onderhouds- of instandhoudingsopgave. Pas als aan de eis  van kennis en kunde binnen het bureau is voldaan kan een monumentenadviesbureau overgaan tot planvoorbereiding en/of toezicht en/of directievoering.

De module vraagt een eigen manier van auditen; peer review

In de EMA Module Bouwtechnisch Monumenten Advies staan de eisen zo mogelijk als ‘meetbaar’ omschreven. Waar dit niet kan, wordt van het bureau gevraagd of het zich kan verantwoorden, bijvoorbeeld voor de gemaakte keuzes, en welke afwegingen daarbij een rol speelden. Wat een Module daarom ook anders maakt dan een URL is de manier van auditen. Het toetsen of een bureau aan de eisen van de EMA voldoet kan alleen door een auditteam geschieden dat zorgvuldig is geselecteerd en dat in staat is te toetsen volgens de methode van de peer review . Het is een manier van auditen die ingezet kan worden voor zaken die niet in een harde eis te vatten zijn. Een peer is een expert die door de beroepsgroep als autoriteit wordt gezien en die door middel van een gesprek nagaat of een monumentenadviesbureau aan de eisen van de EMA voldoet. Tijdens de audit bij een bureau gaat de vakinhoudelijke expert (de peer) een gesprek aan met de directie en medewerkers van het bureau. Het gesprek wordt gevoerd aan de hand van werkbezoeken en na inzage van restauratiedossiers en bestekken. In het gesprek komen de keuzes en afwegingen die het bureau op basis van de aangetroffen situatie gemaakt heeft aan bod.

Tot slot

De structuur van de EMA laat toe dat er nog veel meer modules ontwikkeld worden. De EMA zal dan steeds meer recht doen aan de praktijk waarin vele soorten adviesbureaus binnen de monumentenzorg actief zijn. Een nieuwe module voor molenadvies staat in de steigers en een module voor het werk van restauratie constructeurs wordt ontwikkeld.