Blog

Missie en focus van hbo-onderzoek: van kennisvragen naar handelingsvragen?

Een concrete, onderscheidende missie en focus van kenniscentra en lectoraten is het fundament voor goed onderzoek. Fundament voor onderzoek met meerwaarde naar het onderwijs en de maatschappelijke omgeving. In recente evaluaties van kenniscentra zien we een interessante ontwikkeling van die missie en die focus.

 

Deze ontwikkeling speelt vooral rond vraagstukken van meervoudige waardencreatie, zoals rond de inrichting van het landelijk gebied of rond welzijnsvraagstukken. In de missie van deze kenniscentra stond vanouds een inhoudelijk object centraal. We stellen echter een verschuiving vast, waarbij niet meer zozeer het inhoudelijk object zelf centraal staat in het onderzoek, maar de mens in zijn of haar relatie tot het object. In het voorbeeld van de inrichting van het landelijk gebied: het gaat niet louter om de vraag wat vakinhoudelijk gezien de beste inrichting is, maar om het inrichtingsproces dat naar alle gezichtspunten het meest effectief is.

E = K x A

In de genoemde situatie verschuift de onderzoeksfocus dus van kennisvraagstukken naar handelingsvraagstukken rond de inhoudelijke objecten. Van louter inhoudskennis naar ook proceskennis én bijbehorende vaardigheden. Je zou ook kunnen zeggen: het gaat in de formule E = K x A (Effect = Kwaliteit x Acceptatie) niet meer louter om de K, maar om het product van K x A.

Het onderzoeksveld verbreedt zich hierdoor aanzienlijk van het inhoudelijke domein naar ook de mens- en maatschappijwetenschappen. Daarbij gaat het om juridische, ethische en sociaaleconomische gebieden, om kennisgebieden op het gebied van sociale innovatie en veranderkunde. Met deze multidisciplinaire benadering onderscheidt een hogeschool zich van veel andere kennisinstellingen, die doorgaans veel meer per discipline zijn georganiseerd en deze bredere benadering daarom niet eenvoudig kunnen realiseren.

Ook naar het werkveld zelf – die sterk geholpen is met deze benadering – biedt dit een sterke positie. Organisaties die nu al betrokken zijn bij dit type onderzoek onderkennen het als een grote positieve waarde: ‘frisse blik’, ‘nieuwe manier van denken en werken’ en ‘oplossingen die goed implementeerbaar zijn’. De oriëntatie op handelingsvraagstukken zal in veel gevallen wél ontwikkeling van partnerships met andere lectoraten/hogescholen en andere expertisedragers vergen.

Ook in het onderwijs zal ruimte moeten komen voor die brede, multidisciplinaire benadering. Het is belangrijk om deze ook goed te communiceren met (aankomend) studenten en docenten. Het betekent immers dat ook de opleidingen waarvoor studenten opteren een andere, bredere scope krijgen dan waarvoor zij mogelijk opteerden: van direct betrokken op een inhoudelijk vraagstuk naar een benadering waarin de interactie met mensen en maatschappelijke processen mede leidend zijn.

Eigen positie

Zoals hierboven aangegeven: veel ‘traditionele’ kennisinstellingen kunnen deze brede benadering moeilijk realiseren. Hogescholen kunnen hiermee dus de eigen positie in de kennisketen aanzienlijk versterken. Ze kunnen nog meer fungeren als brug tussen de (multidisciplinaire) praktijk en de theorie, tussen genoemde handelingsvraagstukken en theoretische inzichten. In die brugfunctie kunnen zij vanuit de praktijk tot nieuwe praktijktheorieën en generieke oplossingen komen.

De geschetste ontwikkeling is zeker niet voor elk kenniscentrum of lectoraat opportuun. Bij veel andere is ze nog volop gaande. In de overgangsfase vertonen kenniscentra vaak nog een ambivalent beeld. Missie en onderzoeksportfolio die nog niet met elkaar matchen, docenten met verschillende oriëntaties, profilering op inhoud maar vanuit de stakeholders vooral  waardering voor de procesbenadering etc. Het is zaak om die ontwikkeling nu met kracht door te zetten naar de nieuwe, kansrijke positie, in een gezamenlijk proces van interne en externe betrokkenen.