Blog

Geen belastingvoordeel meer voor onderwijsaanbod particuliere hogescholen?

Deze maand start de behandeling van het wetsvoorstel Versterking besturing in de Eerste Kamer. Eerder hebben wij in een reeks bijdragen aandacht geschonken aan dit voorstel. De behandeling in de Eerste Kamer grijpen wij aan om nog een aantal elementen uit het voorstel te belichten. In deze bijdrage staan wij stil bij een (mogelijk onbedoelde) consequentie van het voorstel. Doordat aangewezen instellingen worden omgezet naar rechtspersonen voor hoger onderwijs komen namelijk bestaande belastingvoordelen voor het volgen van particulier hoger onderwijs in gevaar.

Particuliere hogescholen zijn aangewezen instellingen….

Naar de huidige stand van de wetgeving kent het Nederlandse hoger onderwijsbestel drie soorten instellingen die geaccrediteerd onderwijs kunnen aanbieden te weten (1) de bekostigde instellingen, (2) de aangewezen instellingen en (3) de rechtspersonen die postinitiële masters aanbieden. Een instelling kan een aanwijzing verkrijgen op basis van en conform de procedure in artikel 1.11 en 6.9 WHW. De eisen waaraan voldaan moet worden om een aanwijzing te verkrijgen zijn geregeld in de ‘Beleidsregel aanwijzing instellingen voor Hoger Onderwijs’ van 8 juli 2004. Onderdeel van de procedure is een beoordeling door een VBI. Hobéon Certificering is door de NVAO erkend als VBI en heeft diverse instellingen in een aanwijzingsprocedure beoordeeld.

Als een instelling een aanwijzing heeft verkregen, heeft deze de mogelijkheid om (1) op basis van de WHW bachelor- en mastergraden af te geven, voor opleidingen die accreditatie hebben verkregen (al dan niet voor de eerste maal door middel van een Toets Nieuwe Opleiding) en (2) om studenten in aanmerking te laten komen voor studiefinanciering (althans als zij ook aan de andere criteria voldoen). Gebruik van de OV-studentenkaart vormt daarvan een onderdeel.

…maar worden in de toekomst ‘rechtspersoon voor hoger onderwijs’

Het wetsvoorstel versterking besturing stelt voor huidige driedeling te wijzigen en introduceert naast de bekostigde instellingen (hogescholen en universiteiten) de ‘rechtspersoon voor hoger onderwijs’. Deze rechtspersoon kan initiële opleidingen of postinitiële masteropleidingen verzorgen. De registratie procedure voor de ‘rechtspersoon voor hoger onderwijs’ vertoont, voorzover af te leiden uit het wetsvoorstel,  ons inziens  grote materiële gelijkenis met de huidige procedure om een aanwijzing als instelling voor hoger onderwijs te verkrijgen.

In het wetsvoorstel is een overgangsbepaling opgenomen welke (samenvattend) stelt dat instellingen die op het moment van inwerkingtreding van de wet te boek staan als aangewezen instelling vanaf het moment van inwerkingtreding van de wet worden beschouwd als rechtspersonen voor hoger onderwijs.

Gevolgen van de statuswijziging?

Op het eerste oog lijkt het hier te gaan om een louter wetstechnische omzetting. In de toelichtende stukken bij het wetsvoorstel wordt er weinig aandacht geschonken aan het opheffen van de aangewezen instelling en de introductie van de ‘rechtspersoon voor hoger onderwijs’. Een nadere beschouwing leert echter dat de wijzigingen wel eens veel verder zouden kunnen strekken dan men doet voorkomen.

Zo vallen de huidige aangewezen hogescholen expliciet onder de huidige taakomschrijving van hogescholen in de WHW. In de nieuwe wet wordt echter de koppeling tussen een aanwijzing en een hogeschool losgelaten. Ergo, de WHW kent nog maar één ‘soort’ hogeschool, namelijk de bekostigde hogeschool.

In het wetsvoorstel wordt voorgesteld de taakomschrijving van hogescholen te wijzigen. Het verrichten van ontwerp- en ontwikkelactiviteiten of toegepast onderzoek wordt in de toekomst expliciet als een taak van de (bekostigde) hogescholen aangemerkt. Hiervoor ontvangen zij ook een financiële compensatie. De aangepaste taakomschrijving is echter niet meer van toepassing op rechtspersonen voor hoger onderwijs, zij zijn immers in juridische zin geen hogeschool meer. Niet uit te sluiten valt dat dit in de toekomst gaat leiden tot twee soorten hoger beroepsonderwijs, een bekostigde variant met een duidelijke verbinding onderwijs-toegepast onderzoek en een particuliere variant, waarin deze verbinding minder expliciet hoeft te worden gelegd.

De wijziging van de formeel juridische status als hogeschool heeft echter mogelijk ook gevolgen voor de toepassing van andere wetgeving. Een voorbeeld illustreert dit.

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen  (WVA)

Een werkgever kan op grond van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) gebruikmaken van een vermindering van de belasting- en premieafdracht voor verschillende groepen werknemers of voor bepaalde kosten die de werkgever maakt. De belangrijkste doelen van de afdrachtverminderingen zijn het stimuleren van de werkgelegenheid en het bevorderen van onderwijs en onderzoek.

Binnen deze regeling is er ook een afdrachtvermindering onderwijs. Een werkgever kan voor 8 categorieën werknemers en leerlingen een afdrachtvermindering aanvragen. Eén van de categorieën heeft betrekking op het volgen van een  initiële opleiding in het hoger beroepsonderwijs.

Elke werknemer/student waarop de regeling van toepassing is kan, bij een werkweek van 36 uur, er maximaal 24 maanden aanspraak op maken. Zodoende mag de werkgever over deze periode op de loonheffing  een bedrag tot maximaal 5310 euro in mindering brengen.

In de onderliggende wetgeving is opgenomen dat voor de afdrachtvermindering onderwijs bij opleidingen in het hoger beroepsonderwijs in aanmerking komt “de werknemer die in het kader van zijn initiële opleiding aan een hogeschool in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek op de grondslag van een onderwijsarbeidsovereenkomst, gesloten tussen de hogeschool, de werkgever en hemzelf, op zijn opleiding aansluitende arbeid verricht in een bij ministeriële regeling aangewezen bedrijfssector en tevens niet is ingeschreven als student voor het volgen van in voltijdse vorm verzorgd onderwijs”.

Conclusie: afdrachtvermindering in de toekomst niet van toepassing?

Uit deze tekst blijkt ondubbelzinnig dat alleen initiële opleidingen verzorgd door een hogeschool in aanmerking komen voor de afdrachtvermindering onderwijs. Hierboven bleek reeds dat de huidige aangewezen instellingen in de toekomst, althans in juridische zin, geen hogeschool meer zijn in de zin van de WHW. Voorzover wij konden kan nagaan is, analoog aan de wijziging in het wetsvoorstel versterking besturing, geen wijziging van de  WVA voorgesteld.

Dit gegeven leidt tot de conclusie dat de in de toekomst de afdrachtvermindering onderwijs mogelijk niet meer open staat voor werknemers/studenten die opleidingen volgen bij een aangewezen (particuliere) hogeschool. Dat zou voor veel instellingen een fikse aderlating zijn, zo schatten wij in.

Indien het hier gaat om een onbedoeld gevolg van de introductie van de rechtspersoon voor hoger onderwijs zou overigens reparatiewetgeving voor de hand liggen. Deze zou kunnen worden meegenomen in het belastingplan 2010.